opleggen

{{opleggen}}{{/term}}

1 [opdragen] imposer (qc. à qn.)

2 [opstapelen] empiler

3 [opslaan] stocker

4 [inmaken] mettre en conserve

♦voorbeelden:

1   iemand een rijverbod opleggen • retirer son permis (de conduire) à qn.

     een straf opleggen • infliger une punition

     iemand het zwijgen opleggen • imposer le silence à qn.

¶   〈religie〉 de handen opleggen • imposer les mains

Deens-Russisch woordenboek. 2015.